Filmfragmenten en biografieën II

Welkom op de pagina Filmfragmenten en biografieën II. Op deze pagina een keur aan fragmenten van bekende en voor sommigen minder bekende musici en de werken die zij vertolken. Soms is daarbij een biografie van een musicus geplaatst, soms van een componist. De biografieën van Bach en Mozart zijn wat langer omdat vooral deze twee componisten heel belangrijk zijn geweest voor het verloop van de muziekgeschiedenis. Deze pagina is ook bedoeld om mensen te enthousiasmeren, hun nieuwsgierigheid te prikkelen en zodoende verder te zoeken naar bijvoorbeeld film- en geluidsfragmenten op www.youtube.com waar men een schat aan muziek kan vinden. De begeleidende teksten zijn in bewerkte vorm afkomstig van Wikipedia.

 

Johann Sebastian Bach

Johann Sebastian Bach

Eisenach (1685-1695)

Bach werd op 21 maart 1685 te Eisenach in de Duitse deelstaat Thüringen geboren als telg van een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde het meer dan 120 musici). Gedoopt werd hij op 23 maart in de Sankt Georgenkirche, gelegen op het centrale stadsplein van Eisenach waaraan ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetoom, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Hij kreeg al op zeer jonge leeftijd van zijn vader Johann Ambrosius Bach vioolles. Hij kan daarom wel worden aangemerkt als 'wonderkind', echter zonder een vaak hiermee samenhangende publieke bekendheid zoals bij latere musici-componisten zoals Wolfgang Amadeus Mozart en Felix Mendelssohn-Bartholdy het geval is geweest.

Ohrdruf en Lüneburg (1695-1702)

Op negenjarige leeftijd werd hij wees en kwam hij terecht in het gezin van zijn oudste broer Johann Christoph Bach III, die kerkorganist was in het dorp Ohrdruf. Hij merkte het bijzondere muzikale talent van de jonge Johann Sebastian op en bracht zijn jongste broer de beginselen van het muziekmaken in extenso bij, vooral wat betreft het bespelen van het orgel en hetklavecimbel. In deze periode begon Bach, voornamelijk op eigen kracht, met componeren. Hierbij dienden composities van andere meesters - afkomstig uit de muziekverzameling van zijn oudste broer - als voorbeelden. Een belangrijk deel van de zogeheten Neumeister koralen die in 1984 in Yale, USA ontdekt werden - een verzameling van enkele tientallen korte koraalvoorspelen voor orgel - dateert grotendeels uit deze vroege periode.

Rond 1700 werd de gezinswoning van zijn broer, waar de jonge Johann Sebastian woonde, te klein. Zijn broer was getrouwd en had inmiddels twee kinderen met een derde op komst. Johann Sebastian kreeg een beurs om gedurende drie seizoenen op het Michaelis gymnasium in Lüneburg in Noord-Duitsland te studeren. Op deze school kreeg Johann Sebastian Bach vermoedelijk muziekles van cantor August Braun en van organist F.C. Morhard. In de periode dat Bach op deze school verbleef werd het orgel gerenoveerd en de renoveerder, J.B. Held, logeerde in de school wat Bach de mogelijkheid moet hebben gegeven op zich diepgaand te informeren over orgelbouw.

In Lüneburg was destijds Georg Böhm organist van de Sankt Johanneskirche. Johann Sebastian Bach was een bewonderaar van het spel en de composities van Böhm en bestudeerde deze ijverig. Ondanks dat de relatie tussen het koor van de Johanneskirche en het koor van de Michaelis gymnasium niet goed was, hadden Bach en Böhm in deze tijd meermalen contact. Een later door Bach's tweede zoon Carl Philipp Emanuel Bach gesuggereerde leraar-leerlingverhouding tussen Georg Böhm en de jonge Johann Sebastian Bach blijkt sterkere papieren te hebben dan tot recent werd aangenomen. Dit blijkt uit een door Bach zelf in 1700 ten huize van Georg Böhm vervaardige kopie - zoals na de slotmaten nadrukkelijk staat aangegeven - van een omvangrijk orgelwerk van de Hamburgse meesterorganist Johann Adam Reincken (geboortige Deventenaar!). Het documenteert de nauwe band in die tijd tussen Georg Böhm en zijn jonge 'meesterleerling' Bach.

Arnstadt (1702-1707)

Bachkirche Arnstadt

In zijn 18de levensjaar vond Bach tijdelijk werk aan het hertogelijke hof in Weimar als 'Laquey' zoals rekeningen dit vermelden. Veel waarschijnlijker is het dat hij toen reeds, onder bescherming van de toenmalige Weimarer hoforganist Johann Effler (een oude relatie van Bach's vader Johann Ambrosius) aldaar voor het eerst als beroepmusicus is opgetreden, als plaatsvervangend hoforganist.

Niet lang daarna, op 13 juli 1703, wijdde hij het nieuwe orgel van de Neue Kirche (thans Bachkirche) inArnstadt in. Vermoedelijk deed hij dit o.a. door het vertolken van een van zijn meest briljante en virtuoze orgelcomposities, de Toccata con Fuga in d-moll waarvoor de briljante Noord-Duitse orgelspeelstijl van Johann Adam Reincken en Dietrich Buxtehude - hun composities en improvisatietalent had hij tijdens zijn verblijf in Lüneburg o.a. bij Böhm en tijdens excursies naar het nabijgelegen Hamburg leren kennen - model hebben gestaan. Bach werd in de kasregisters van de Neue Kirche niet geheel ten onrechte als hoforganist uit Weimar genoemd. Vrijwel zeker ontving hij voor het inwijden van het orgel een riante financiële vergoeding.

Een maand later werd Bach tot organist van de Neue Kirche in Arnstadt benoemd. Ook voor deze functie werd Bach –gezien zijn leeftijd en staat van dienst op dat moment- royaal betaald (hij verdiende ongeveer het dubbele van wat zijn opvolger zou krijgen). Niet ondenkbaar is dat hij bevoordeeld werd door de invloed van een prominent familielid, de ziekenhuisdirecteur en vroegere burgemeester van ArnstadtMartin Feldhaus. Feldhaus moest zich enkele jaren later voor het gerecht verantwoorden wegens geldverduistering en werd uit al zijn ambten ontheven.

Volgens zijn contract moest Bach de zondagse kerkdienst, een gebedsuur op maandag en de vroege preek op donderdag op het orgel begeleiden. Verder had hij contractueel geen verplichtingen. Bach weigerde –mede op grond van dit contract- dan ook regelmatig met het schoolkoor van zijn kerk te musiceren. Waarschijnlijk speelde hierbij een rol dat Bach het koor en het orkest te matig van kwaliteit vond. Dit leidde tot enkele conflicten, waaronder een serieus treffen met de student Johann Heinrich Geysersbach die, nadat Bach tijdens een repetitie beledigende opmerkingen zou hebben toegevoegd over dien muzikale kwaliteiten, Bach in het gezicht sloeg, waarna Bach zich met een degen verdedigde.

Nadat deze zaak onderzocht was, werd Bach aangeraden toch met koor te musiceren. In plaats hiervan nam Bach voor vier weken verlof op en vertrok te voet naar de Noord-Duitse stad aan de Oostzee Lübeck. Bach wilde zich hier, zoals hij later zou verklaren, bij de organist van de Sankt Marienkirche (tevens componist en concertondernemer) Dietrich Buxtehude, zijn kunstzinnige vaardigheden gaan verdiepen. Bach bleef veel langer weg dan de overeengekomen vier weken en kwam pas na vier maanden (in februari 1705) terug in Arnstadt. Hij werd hiervoor door het consistorium berispt.

Tegelijkertijd werd hem meegedeeld dat zijn begeleidingen op orgel van de massaal gezongen kerkliederen ‘te ingewikkeld waren’ waardoor de gemeente in de war raakte, dat zijn koraalvoorspelen te lang waren en dat hij nog steeds weigerde om met het schoolkoor te musiceren. Bach reageerde op het verwijt dat zijn koraalzang-inleidingen te lang waren, door voortaan alleen veel te korte koraalvoorspelen te vertolken; op de andere punten reageerde hij niet of met maanden vertraging.

Ondanks conflicten was Bach's 'Sturm und Drang'periode in Arnstadt wel de tijd waarin hij, zoals zijn zoon Carl Philipp Emanuel Bach later zou schrijven, 'de eerste vruchten van zijn vlijt' toonde: in Arnstadt ontstonden namelijk zijn eerste cantates (in relatief kleine bezetting), alsook de eerste representatieve orgelwerken in grote vorm.

Mühlhausen (1707-1708)

Een jaar nadien, in 1707, werd Bach organist van de Blasiuskirche in de 'vrije rijksstad' Mühlhausen. In vergelijking met zijn vorige baan betekende deze aanstelling voor Bach een vooruitgang. De 'vrije rijksstad' Mühlhausen was een veel grotere stad dan Arnstadt en de functie van organist in de Blasiuskirche stond in de stad in hoog aanzien, in tegenstelling tot de functie van organist in de Neue Kirche in Arnstadt. In het contract was overeengekomen dat Bach een jaarsalaris van 85 florijnen zou ontvangen (hetzelfde salaris als hij in Arnstadt had ontvangen maar twintig florijnen meer dan dat van zijn voorganger) en daarnaast een salaris in natura (brandhout, aanmaakhout en graan). Als tegenprestatie werd van Bach verwacht dat hij zich loyaal naar het stadsbestuur zou opstellen en dat hij "zich bereid zou tonen om de taken die van hem werden verwacht uit te voeren en te allen tijde beschikbaar zou zijn en zich met name oprecht en ijverig in zou zetten voor diensten op zondagen, feestdagen en andere heilige dagen, dat hij het orgel dat hem was toevertrouwd op zijn minst in goede conditie zou houden, dat hij de daartoe aangewezen personen op de hoogte zou brengen van enig defect en dat hij zorgvuldig zou toezien op de reparaties en de muziek"[1]. Verder werd -stilzwijgend- van Bach verwacht dat hij zou samenwerken met de stadsmusici en met koorzangers en instrumentalisten van het plaatselijke gymnasium. Op 1 juli 1707 trad Bach in dienst.

In Mühlhausen ging Bach voor het eerst in zijn leven zelfstandig wonen. Korte tijd na zijn indiensttreding (op 17 oktober) trouwde hij met zijn achternicht Maria Barbara Bach, dochter van de gerenommeerde componist Johann Michael Bach. Ze trouwden in de dorpskerk van Dornheim, de Bachkirche Arnstadt.

Begin februari 1708 voerde Bach daar zijn eerste cantate in zeer grote vocaal-instrumentale bezetting uit: Gott ist mein König, dat hoogstwaarschijnlijk gemodelleerd is naar twee grote oratoriumcomposities van Dietrich Buxtehude bij wie Bach ruim twee jaren eerder in Lübeck op bezoek was geweest. De cantate - officieel met 'Motetto' aangeduid - werd geschreven ter gelegenheid van de (jaarlijkse) verkiezing van het nieuwe stadsbestuur van Mühlhausen. De autoriteiten waren dermate onder de indruk van de composite dat zij besloten om het muziekstuk gedrukte vorm, in aparte stemboeken, uit te geven (een eer die eertijds reeds beroemde componisten als Georg Philipp Telemann en Georg Friedrich Händel nog niet was toegevallen).

In juni 1708 vertrok Bach naar Weimar alwaar het orgel van de hofkapel net was gerestaureerd. Bach's beschermer de hoforganist Johann Effler was ziek en vond zichzelf niet in staat om het gerestaureerde orgel te keuren en in te wijden. In plaats hiervan vroeg hij Bach over te komen om deze taak uit te voeren. Dit deed Bach en zijn orgelspel viel bij hertog Willem Ernst van Saksen-Weimar dermate in de smaak dat Bach een aanbod kreeg hoforganist te worden tegen een jaarsalaris van 150 florijnen. Bach ging onmiddellijk akkoord met dit aanbod en tekende op 20 juni 1708 het contract. Vijf dagen later, op 25 juni 1708, diende hij in Mühlhausen zijn ontslag in. In zijn ontslagbrief schreef Bach dat hij door dit salaris een "aangenamer leven kon leiden" (zijn vrouw was net zwanger van hun eerste kind) en daarnaast dat hij in Weimar alleen met professionele musici hoefde te werken.

Ondanks het feit dat het snelle vertrek van Bach werd betreurd, bleef de verstandhouding tussen Bach en Mühlhausen goed. De volgende jaren zou Bach nog tweemaal een cantate bij de verkiezing van het nieuwe stadsbestuur van Mühlhausen componeren en persoonlijk overkomen om de uitvoeringen te leiden. Beide cantates zijn verloren gegaan. Later, in 1735, zou Bachs derde zoon Johann Gottfried Bernhard Bach in Mühlhausen organist worden in de Marienkirche, de lutherse hoofdkerk van Mühlhausen. Bij de auditie van zijn zoon, werd Johann Sebastian Bach als eregast ontvangen en inspecteerde hij om niet het orgel van deze kerk.

Weimar (1708-1717)

Portret van Bach uit 1715, als concertmeester van Weimar

In 1708 werd Bach hoforganist en kamermusicus, later concertmeester van Willem Ernst, hertog van Saksen-Weimar, een streng gelovig, vrij autoritair regerend, maar kunstminnend vorst. In deze periode componeerde Bach het overgrote deel van de orgelwerken waarmee hij later beroemd geworden is. Hij maakte in deze periode furore als orgel- en klavecimbelvirtuoos, briljant kamermusicus en componist. Het verhaal deed de ronde dat Bach op het orgelpedaal loopjes kon uitvoeren die de meeste organisten niet eens met de handen gespeeld kregen. Ongeveer halverwege zijn ambtsperiode in Weimar werd Bach benoemd tot concertmeester van het hoforkest. Ten gevolge van de ziekte van de hofkapelmeester kreeg hij, als lid van een 'team' van vooraanstaande componerende hofmusici, de opdracht om voor een duidelijk bepaalde vaste zondag van elke maand een kerkelijke cantate te schrijven ten behoeve van kerkdiensten in de hofkapel, de 'Himmelsburg'.

Bach onderhield in deze periode nauwe collegiale betrekkingen met Georg Philipp Telemann, toen werkzaam als hofkapelmeester aan het hertogelijke hof in Eisenach, die peetoom zou worden van zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel. In Weimar werden zes van Bachs kinderen geboren. Door interne conflicten in de hertogelijke familie, die het hofleven sterk beïnvloedden, keek hij gaandeweg uit naar een post elders. Het vorstenhof in Köthen bood hem die kans en Bach greep deze kans, maar pas nadat hij een maand lang in de gevangenis van het hertogelijke slot had moeten verblijven, omdat hij het had gewaagd bij regerend hertog Willem-Ernst - die Bach uit respect voor zijn grote talenten ongewoon goed bezoldigde - zijn ontslag aan te bieden.

Kapelmeester te Anhalt-Köthen (1717-1723)

In 1717 werd Bach kapelmeester aan het Hof van de muziekminnende vorst Leopold van Anhalt-Köthen (1694-1728) in diens vorstendom Anhalt-Köthen. Tegenover Weimar betekende dit een verdubbeling van zijn bezoldiging. Zijn salaris was even hoog als dat van de hofmaarschalk, de op een na hoogste functionaris aan het Hof. De aanstelling betekende een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe had uitgeoefend. Het Hof te Köthen was calvinistisch, zodat er geen plaats was voor een 'gereguleerde' kerkmuziekpraktijk naar Lutherse opvatting.

Van hofkapelmeester Bach werd verwacht dat hij zich toelegde op wereldlijke muziek als concerten, feesten en speciale gelegenheden zoals de verjaardag van de prins. Bach kreeg de leiding van een klein (uit 17 musici bestaand) beroepsensemble van een zeer hoog muzikaal niveau. De kern ervan werd gevormd door acht kamermusici, waarvan er vijf solist waren geweest in de Pruisische hofkapel inBerlijn en Potsdam, die in 1713 ontslagen waren door Frederik Willem I van Pruisen bij zijn aantreden. In de zes jaar die hij in Köthen werkte, schreef hij voornamelijk stukken voor kamerorkesten en solo-instrumenten; 'pour le divertissement et le plaisir' van vorst Leopold, diens hof en hovelingen.

Bachs hofmuziekrepertoire moet vrij omvangrijk zijn geweest. Toch is daarvan maar een beperkt deel bewaard gebleven, die dan voornamelijk in versies is overgeleverd van later datum. Zelfs zijn 'Six Concerts avec Plusieurs instruments' (de zogeheten Brandenburgse Concerten) zijn niet voor het hof van Köthen bedoeld, maar zijn door Bach samengesteld uit ouder en nieuw materiaal bij wijze van 'sollicitatie' naar een functie aan het hof van de Markgraaf van Brandenburg.

Wat uit Bachs Köthener periode is overgeleverd zijn o.a. vioolconcerten, drie sonates en suites voor viool solo (waarvan een de beroemde Chaconne bevat), zes suites voor violoncello solo en zes Franse suites en zes Engelse suites voor klavecimbel. Met zijn zes sonates voor concerterend klavecimbel en solerende viool uit deze tijd realiseerde hij iets nieuws. In plaats van een compositie waarin het klavecimbel (eventueel met violoncello of viola da gamba erbij) slechts een becijferde baspartij weergeeft voor te improviseren akkoorden en andere notenfiguren in de rechterhand, waardeert hij de klavierpartij op tot gelijkwaardige partner van het eigenlijke solo-instrument (in de oorspronkelijke titel van deze sonate-cyclus staat het klavecimbel zelfs vóór de viool vermeld). Bachs eerste vrouw, bij wie hij zeven kinderen had, stierf in 1720. Hij hoorde er pas van op de stoep van zijn woonhuis, bij terugkeer van een dienstreis met zijn adellijke broodheer. Het jaar daarop trouwde Bach, een weduwnaar met kleine kinderen, met de zangeres Anna Magdalena Wilcke, bij wie hij dertien kinderen kreeg. Van de in totaal twintig kinderen die Bach verwekte zijn er in totaal tien op jonge leeftijd overleden.

Bach besteedde veel aandacht aan didactische werken. In Köthen legde Bach enkele muziekboekjes aan voor zowel zijn vrouw als voor zijn kinderen. Daarvan zijn de twee 'Clavier-Büchlein' voor Anna Magdalena Bach bewaard gebleven. Die voor Carl Philipp Emanuel Bach helaas niet, alhoewel belangrijke delen ervan in de vorm van afschriften wel de tand des tijds hebben doorstaan.

Ook in Köthen rezen voor Bach problemen die de drang naar het zoeken van een nieuwe betrekking deden toenemen. Allereerst huwde prins Leopold in 1721 een vrouw met een beduidend andere, 'lichtere' muzikale smaak. Dit deed de belangstelling van de vorst voor Bachs kunst afnemen. Bovendien moest het vorstendom - dat formeel onder Pruisen viel - bijdragen aan de financiering van het Pruisische leger. Daarom werd er gesnoeid in de kosten van onder andere de hofcultuur. Bovendien begon Bach uit te kijken naar een geschikte plek voor het voortgezette en universitaire onderwijs van zijn opgroeiende zonen Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel.

Aan Bachs aspiratie tot het vinden van een nieuwe baan heeft het nageslacht vier belangrijke compositiecycli te danken. Allereerst de 'Brandenburgse Concerten' (zie boven). Nadat hem in 1722 het overlijden ter ore was gekomen van Johann Kuhnau, de cantor (= muziekleraar) van het Thomaskerk-internaat in Leipzig en koormeester/dirigent van kerkmuzikale uitvoeringen in de Thomaskirche en Nicolai-kirche in die stad, besloot hij naar deze vacant geworden positie te solliciteren. Omdat Bach weliswaar een gymnasiumopleiding had genoten maar geen (voor zo'n functie noodzakelijke) universitaire, stelde hij toen bij wijze van 'sollicitatiepapieren' drie compositiecycli samen als onderbouwing van (geëiste) pedagogische kwaliteiten.

Zijn persoonlijke koraalvoorspelenboekje voor orgel uit Weimar voorzag hij toen pas van een pedagogisch-toepasselijk titelblad, met daarboven de titel Orgel-Büchlein. Daarnaast ordende hij een verzameling van betrekkelijk losse, korte twee- en driestemmige klavecimbelstukken uit het muziekleerboekje voor de oudste zoon Wilhelm Friedemann tot een aparte dertigdelige cyclus. Het is bekend geworden als 'de inventies (15 tweestemmige inventies) en sinfonia's (15 driestemmige sinfonia's)'. En tot slot bracht hij reeds bestaande Praeludia en Fuga's - al dan niet bewerkt - met nieuwe samen tot het eerste deel van zijn beroemde klavecimbelcyclus Das Wohltemperierte Klavier, waarin 24 preludia en even zovele fuga's in alle majeur- en mineurtoonsoorten de revu passeren.

 

Cantor te Leipzig (1723-1750)

Bachs aanstelling volgde en in 1723 verhuisde hij naar Leipzig, destijds een belangrijk cultureel en handelscentrum met vooraanstaande boek- en muziekuitgeverijen, een gereputeerde universiteit en de alom bekende Leipziger Messe (beurs). J.S. Bach stelde voor zijn zoon Wilhelm Friedemann Bach een reeks samen van zes triosonates voor orgel (BWV 525-530), die tot zijn beste orgelcomposities behoren. Bach schreef hier ook het overgrote deel van zijn cantates, in totaal niet minder dan vijf volledige jaargangen, waarvan vermoedelijk 60% (circa 200) is bewaard gebleven.

Hieronder een afbeelding van de Thomaskirche te Leipzig.

Vengerov/Power - Mozart: Sinfonia Concertante

Wolfgang Amadeus Mozart (Salzburg, 27 januari 1756 – Wenen, 5 december 1791), eigenlijk Johannes Chrysostomus Wolfgangus Theophilus Mozart, was een componist,pianist, en dirigent van klassieke muziek. W.A. Mozart was een zogenaamd wonderkind dat op uitzonderlijk jonge leeftijd een aantal instrumenten kon bespelen en composities samenstellen. Reeds als tiener componeert hij kwalitatief hoogstaand werk. Zijn werk heeft veel invloed gehad op latere componisten, onder andere Ludwig van Beethoven en Johannes Brahms.

 

Mozart gebruikte de eerste twee voornamen (Joannes Chrysostomus) nooit. Hij noemde zichzelf als jonge man bij voorkeur Amadé in ondertekeningen van brieven.; later gaf hij de voorkeur aan Wolfgang Amadé, soms Amade, maar in slechts drie keer gebruikte hij in een brief de naam Amadeus, maar dan louter om humoristische redenen ('Amadeus Wolfgangus Mozartus'). In enkele gevallen gebruikte hij de naam Wolfgang Gottlieb of alleen WolfgangWA of eenvoudigweg MozartWMZT of MZT. In Italië schreef hij soms Wolfgango Amadeo.

Bij officiële aankondigingen is de meest gebruikte vorm W.A.MozartWolfgang Mozart en Wolfgang Amadé Mozart. Zijn namen als kind waren Wolfgangerl en Wolferl.

 

Jeugd

Geboortehuis van Mozart te Salzburg

Mozart werd op 27 januari 1756 geboren in de Getreidegasse op nummer 9 in Salzburg, wat destijds tot het Heilige Roomse Rijk behoorde. Op 5-jarige leeftijd trad hij aan de universiteit van Salzburg op als danser in het Latijnse muziekdrama 'Sigismundus Hungariae Rex' van Johann Ernst Eberlin.

De Grand Tour van de Mozarts

In juni 1763 maakt de familie Mozart een grote rondreis in Europa die meer dan drie jaar zou duren en die begon met een bezoek aan Beieren, Zwaben, Württemberg, de Palts en Rijnland. In september doen ze onder meer Luik, Tienen en Leuven aan. In oktober arriveren ze te Brussel waar ze hopen op een recital in de aanwezigheid van landvoogd Karel Alexander van Lotharingen (broer van keizer Frans I Stefan). De landvoogd is echter meer geïnteresseerd in de jacht dan in muziek en stelt het geduld van vader Leopold zwaar op de proef. Uiteindelijk vertrekt de familie naar Parijs waar een concert wordt gegeven voor koning Lodewijk XV. Het is daar dat Mozarts muziek voor het eerst gepubliceerd wordt. Via de oversteek naar Dover gaat het in april 1764 richting Londen waar ze ontvangen worden door koning George III. Tijdens hun verblijf aldaar ontmoet de jonge Wolfgang Johann Christian Bach, bijgenaamd de "Londense Bach". In augustus keert de hele familie terug naar het vasteland. Ze overnachten in Gent en reizen verder naar Antwerpen waar de jonge Mozart het orgel in de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal bespeelt. Per trekschuit varen ze van Rotterdam naar Den Haag. Daar worden Wolfgang en zijn zus Nannerl allebei ernstig ziek en het duurt verschillende weken voor ze voldoende hersteld zijn om recitals te geven. In maart 1766 wonen de Mozarts de plechtige inhuldiging bij van stadhouder Willem V in Den Haag. Voor de gelegenheid componeert Mozart er een reeks variaties op het Wilhelmus (KV 25). In mei is de familie opnieuw in Parijs vanwaar ze via onder meer München naar Salzburg terugkeren.

De Italiaanse reis

In 1769 wordt Mozart benoemd tot onbezoldigd concertmeester aan het hof van aartsbisschop Hieronymus von Colloredo van Salzburg. Vanaf dan reizen vader en zoon Mozart samen en treedt Wolfgang solo op. Op 11 april hoort de jonge Mozart in de Sint-Pietersbasiliek te Rome het beroemde Miserere van Gregorio Allegri dat nooit ter inzage wordt gegeven en weet de compositie nadien feilloos op papier te zetten. In juli 1770 ontvangt hij in Rome uit handen van de paus de Orde van het Gulden Spoor. Kort daarna begint hij te werken aan zijnopera seria Mitridate, Rè di Ponto (KV 87) die in december in première gaat in het Teatro Ducal in Milaan. De opera oogst er veel succes. Op 5 januari 1771 behaalt hij het diploma van de Accademia Filarmonica in Verona nadat hij eerder al een soortgelijk getuigschrift had ontvangen van de Accademia te Bologna (10 oktober 1770). In januari 1773 componeert Mozart het motet Exsultate, jubilate (KV 165) voor de castraatzanger Venanzio Rauzzini, als dank voor zijn verdiensten in Mitridate.

De reis naar Parijs

De reislust van de Leopols Mozart is in 1777 de oorzaak van zowel zijn ontslag als dat van Wolfgang. Wolfgang vertrekt met moeder Maria Anna Pertl, richting Parijs, in de hoop aldaar een aanstelling te krijgen voor zoonlief. Eerst houden ze halt in München. Zonder succes reizen ze verder naar Leopolds familie in Augsburg. In oktober ontmoet Mozart hier zijn nichtje Maria Anna Thekla ('das Bäsle'), met wie hij een intieme relatie heeft en waarmee hij een pikante correspondentie voert, die latere biografen in verlegenheid heeft gebracht. Tijdens hun verblijf in Mannheim wordt hij door vader Fridolin Weber uitgenodigd. Terwijl moeder op hem wacht, geeft hij bij de familie Weber gratis zanglessen aan de oudste van vijf dochters Aloysia, op wie hij verliefd wordt. Zijzelf heeft nauwelijks zangervaring, maar bezit een wondermooie stem, aldus Wolfgang. Na een boze brief van Leopold Mozart, reist hij samen met zijn moeder tot in Parijs. Tijdens hun verblijf bij baron Grimm in Parijs brengt de moeder haar dagen door in een slecht geluchte, kille en vuile kamer. Ze voelt zich eenzaam en wordt ziek. Mozart verdient nauwelijks geld, maar wordt overal uitgenodigd om 'gratis' te spelen. In deze periode schrijft Mozart zijn balletmuziek "Les Petits Riens" (KV 299b) en de bekende "Parijse" symfonie in D groot (KV 297). De symfonie beleeft haar triomfantelijke openbare première tijdens de zogenaamde Concerts Spirituels op 18 juni. Op 3 juli 1778, na een wekenlange ziekte, sterft Mozarts moeder. Na een verblijf van zes maanden in Parijs keert Mozart, alleen, naar München terug. Daar biedt de familie Weber, die kort daarvoor Mannheim had verlaten, hem onderdak. Aloysia negeert Mozarts avances. Dat moment beseft Wolfgang dat het nooit iets zal worden tussen hun beiden.

Terugkeer in Salzburg

Op aandringen van vader Leopold keert Mozart uiteindelijk naar Salzburg terug waar hij voor een salaris van 450 gulden opnieuw wordt aangesteld aan het bisschoppelijk hof. Zijn taken zijn divers: musiceren, het knapenkoor onderrichten en zowel geestelijke als wereldlijke muziek componeren. In januari 1780 gaat zijn opera Idomeneo (KV 366) in première in het Residenz Theater te München, bijgewoond door vader Leopold en zus Nannerl.

Volwassenheid

Wenen

Fantasieportret van Mozart

In zijn geboortestad Salzburg voelt Mozart zich echter weinig gewaardeerd. Het ongenoegen en de ergernis stapelen zich op. Het komt tenslotte tot een uitbarsting waarbij de componist op staande voet ontslagen wordt tijdens een bezoek aan het hof van Jozef II in Wenen (1781). Door graaf Arco wordt hij letterlijk de deur uit getrapt. Hij reist naar Wenen en vindt er onderdak bij de familie Weber (intussen verhuisd van Mannheim via München naar Wenen), waar hij ditmaal verliefd wordt op de tweede dochter, de zangeres Constanze. De gevoelens zijn wederzijds. Vader Leopold is boos dat Wolfgang bij de Webers verblijft, en ziet hierin een tweede poging van mevrouw Weber (intussen weduwe) om haar dochters uit te huwelijken. Hij schrijft Wolfgang onmiddellijk zijn bevelen op te volgen en uit de buurt van de Webers te blijven. Muzikaal gaat het hem inmiddels voor de wind: de uitvoering op 16 juli 1782 van het Singspiel Die Entführung aus dem Serail (KV 384) in het Weense Burgtheater is een eclatant succes. In dezelfde maand componeert Mozart zijn "Haffner"-symfonie in D groot (KV 385). Mozarts gevoelens voor Constanze worden serieuzer. De smeekbedes kunnen Leopold echter niet vermurwen zodat uiteindelijk, zonder vaderlijke zegen, Mozart op 4 augustus 1782 huwt met Constanze in deStephansdom te Wenen. Leopolds schriftelijke toestemming arriveert uiteindelijk nadat het huwelijk al voltrokken was. Het zijn voor Mozart persoonlijk gelukkige jaren: hij geeft muzieklessen en zijn concerten worden door het publiek gesmaakt. De muziekuitgever Artaria overweegt zijn composities uit te geven en voor het eerst wordt er in een muziektijdschrift (Magazin der Musik) over een van zijn concerten geschreven. In de lente van 1783 werd zijn eerste zoon, Raimund Leopold, geboren die echter een paar weken later overlijdt.

In oktober 1783 wordt het (onvoltooide) meesterwerk, de Mis in c-klein (KV 427) in Salzburg opgevoerd. Constanze zingt er een van de sopraanpartijen. Tijdens de terugtocht naar Wenen wordt halt gehouden in Linz, waar Mozart een nieuwe symfonie in C-groot componeert (KV 425). In februari 1784 begint hij met het aanleggen van een chronologische catalogus van zijn werk, de Verzeichnüss, die hij tot zijn dood nauwgezet bijhoudt. Op 21 september 1784 ziet zijn tweede zoon, Carl Thomas het levenslicht.

Mozart en Schikaneder tijdens een inwijding in de Vrijmetselarij.

Drie maanden later treedt Mozart toe als lid van de vrijmetselaarsloge 'Zur Wohlthätigkeit'. Enige tijd later ontmoet hij de componist Joseph Haydn, die hoog opgaf van Mozarts muzikale kwaliteiten. Die bewondering is wederzijds: Mozart zou later zes in die tijd gecomponeerde strijkkwartetten (KV 387, 421, 428, 458, 464 en 465) aan Haydn opdragen. In april 1785, een maand na de eerste uitvoering van Mozarts oratorium Davidde penitente (KV 469), meldt ook vader Leopold zich aan bij de vrijmetselaars, op aandringen van Wolfgang. Kort daarna schrijft Mozart de vijf minuten durende Maurerische Trauermusik in C-klein (KV 477) ter nagedachtenis van twee overleden logebroeders.

In februari 1786 vindt op het Schloss Schönbrunn in aanwezigheid van keizer Jozef II een bijzondere wedstrijd plaats: Mozarts 'Der Schauspieldirektor' (KV 486) en Salieri's 'Prima la musica, e poi le parole' dingen er om de eerste prijs. Salieri wint, Mozart krijgt de troostprijs van 50 dukaten. In april speelt Mozart zijn nieuwe (en thans bekendste) pianoconcerto in c-klein (KV 491), een werk dat door Ludwig van Beethoven bewonderd werd en waarvoor hij cadenzen schreef. Op 1 mei van hetzelfde jaar vindt in het Burgtheater te Wenen de eerste uitvoering plaats van de opera buffa 'Le nozze di Figaro' (KV 492). Het libretto is van de hand van Lorenzo da Ponte die zich daarvoor baseerde op het Franse, door Jozef II verboden, toneelstuk 'Le mariage de Figaro' van Pierre Beaumarchais. Ook in Praag wordt 'Figaro' enthousiast onthaald. Mozart, vergezeld van zijn vrouw Constanze, reist in januari 1787 naar de stad om er persoonlijk een opvoering van de opera te dirigeren. Tijdens zijn verblijf aldaar beleeft de "Praagse" symfonie in D-groot (KV 504) haar première. Dit artistieke succes komt slechts een paar weken na de dood van hun derde zoon, Johann Thomas Leopold, die stierf in november 1786, amper een maand oud.

Beeld van Mozart in Wenen. 

In 1787 begeeft Ludwig van Beethoven zich naar Wenen om les te krijgen van Mozart. Van een persoonlijke ontmoeting tussen beide componisten is echter niets bekend. Op 28 mei sterft vader Leopold Mozart. In het najaar zijn de Mozarts opnieuw te Praag waar de opera 'Don Giovanni' wordt opgevoerd op 29 oktober. Voor het libretto had Mozart andermaal kunnen rekenen op het vakmanschap van Da Ponte. In december van dat jaar krijgt Wolfgang een aanstelling als kamermusicus aan het hof van keizer Jozef II, alweer tegen een mager salaris dat niet volstaat om zijn schulden te voldoen. De opera Don Giovanni wordt in Wenen maar matig geapprecieerd. Op 29 juni 1788 sterft zijn zes maanden oude dochtertje Theresia. In november 1789 overlijdt zijn tweede dochtertje, Anna, vrijwel direct na de geboorte.

Op 26 januari 1790, een dag voor Mozarts vierendertigste verjaardag, vindt in Wenen met veel bijval de eerste uitvoering plaats van de opera Così fan tutte (KV 588). Dit is de derde (en laatste) Mozart-opera waarvoor Da Ponte het libretto schreef. Maar in 1790 sterft Jozef II (13 maart 1741 – 20 februari 1790), keizer van het Heilige Roomse Rijk (van 1765 tot 1790). Hij wordt opgevolgd door Leopold II die niet zo in muziek is geïnteresseerd als zijn voorganger.

Op 4 maart 1791 geeft Mozart zijn laatste publieke optreden als componist en pianovirtuoos met een uitvoering van het pianoconcert in Bes-groot, KV 595. In zijn streven uiteindelijk kapelmeester te worden solliciteert hij met succes voor het baantje als onbetaald assistent van de kapelmeester van de Stephansdom in Wenen. Tijdens de zomer legt hij zich toe op de werken van Georg Friedrich Händel, waarvan hij bewerkingen maakt (o.a.Alexander's Feast en Ode for St. Cecilia's Day). Op 26 juli wordt Mozarts vierde zoon, Franz Xaver Wolfgang, geboren die later een bescheiden carrière zal maken als componist onder de naam van zijn vader (Wolfgang Mozart junior).

Ziekte en overlijden

Mozart oogst in Wenen in oktober en november 1791 veel succes met zijn opera Die Zauberflöte (KV 620) gecomponeerd voor het gezelschap van Emanuel Schikaneder.

De opera is geschreven in de vorm van een "Singspiel"; in die tijd een populaire vorm met afwisselend aria's en gesproken tekst zonder begeleiding van muziek (zoals bij een recitatief wel het geval is). Hoewel Mozart uitgeput is door het vele werk aanvaardt hij niettemin nog een geheime opdracht van graaf Walsegg zu Stupagg: een Requiem in d-klein (KV 626). Mozart overlijdt in de vroege ochtend van 5 december 1791, het Requiem blijft onvoltooid. Na een korte uitvaartmis in de Stephansdom wordt Mozart begraven op de begraafplaats St. Marx te Wenen. Enkele dagen later, op 10 december 1791, wordt in de St.Michaelskathedraal de hoogmis gezongen in zijn nagedachtenis, waarbij de door Mozart voltooide en de door zijn leerlingen uitgewerkte delen van het Requiem worden uitgevoerd.

Kinderen

Op 4 augustus 1782 trouwt hij met Constanze Weber (5 januari 1762 - 6 maart 1842), ze krijgen 6 kinderen van wie er slechts 2 volwassen worden.

  • Raimund Leopold (17 juni 1783 - 19 augustus 1783)
  • Carl Thomas (21 september 1784 - 1858)
  • Johann Thomas Leopold (1786-1786)
  • Theresia Constanzia Adelheid Friedericke Maria Anna (1787-1788)
  • Anna Maria (1789-1789)
  • Franz Xaver Wolfgang (26 juli 1791 - 29 juli 1844)


Geldzorgen

Mozart werd bijna zijn hele leven gekweld door geldzorgen, niet zozeer door gebrek maar meer door een dure levensstijl.

Vanwege zijn snel ontdekte muzikale hoogbegaafdheid werd Mozart - samen met zijn zus - al vroeg door zijn vader voor de grootste hoven van de toenmalige Europese leiders gebracht. Zij werden in zowel geld als (waardevolle) natura (allerhande 'mooie' voorwerpen zoals snuifdozen, medailles). Tijdens zijn laatste levensjaren, ten tijde van Le Nozze di Figaro en Die Zauberflöte, verdiende hij omgerekend zo'n 75.000 euro per jaar. Zijn levensstijl echter kostten meer dan hij bezat. Zijn echtgenote wist de leningen tot bepaalde hoogte te saneren; zijzelf heeft na zijn dood vele werken uit laten geven en op die manier in haar onderhoud kunnen voorzien. Na haar huwelijk met de oud-ambassadeur Von Nissen hebben zij samen een Mozart-biografie uitgegeven.

De Köchel-Verzeichnis en andere catalogi

Mozart heeft een groot aantal composities nagelaten die gerangschikt zijn in de numerieke Köchel-Verzeichnis (KV). Deze lijst is genoemd naar de Oostenrijkse botanicus en muziekliefhebber Ludwig von Köchel (1800-1877). Een handzame samenvatting van Mozarts oeuvre werd in 1951 uitgegeven onder de titel Der kleine Köchel. Er wordt gewerkt aan een herziene versie van de Köchel.

Een onschatbare bron is de Verzeichnüss, wat staat voor Verzeichnüss aller meiner Werke (1784-1791), een overzicht dat de componist zelf bijhield. Op de rechterpagina noteerde Mozart de openingsmaten van elk nieuw werk (de incipit) en voegde op de linkerpagina verdere gegevens toe zoals datum, titel, voorgeschreven instrumenten, opdrachten, enzovoort. Deze catalogus wordt in de British Library bewaard.

Ook wordt soms het systeem van de AMA (Alte Mozart-Ausgabe) en de NMA (Neue Mozart-Ausgabe) gehanteerd. Dit geeft de plaats aan van een compositie in een van de boekdelen van het verzamelde werk.

Oeuvre van Mozart

Overzicht van de volledige werken van Mozart, gerubriceerd conform de indeling in de Köchel Verzeichnis.

  1. Missen en Requiem
  2. Litanieën en vespers
  3. Kleinere religieuze werken
  4. Oratoria, religieuze ´Singspiele´ en cantates
  5. Lijst van opera's en Singspiele
  6. Toneelmuziek, pantomines en balletten
  7. Scènes, aria´s en koren
  8. Liederen met klavier, mandoline of orgel
  9. Meerstemmige zang
  10. Canons
  11. Symfonieën
  12. Cassationen, sernades, dviertimenti en losse stukken voor strijk- en blaasinstrumenten
    1. Marsen voor orkest
    2. Dansen voor orkest (of voor klavier)
  13. Concerten voor één of meerdere soloinstrumenten (zonder de klavierconcerten)
  14. Concerten voor één of meerdere klavierinstrumenten en orkest
  15. Kerksonates
  16. Divertimenti, serenades en losse stukken voor alleen blaasinstrumenten
  17. Divertimenti en losse stukken voor alleen strijkinstrumenten
  18. Strijkkwintetten en kwintetten met blaasinstrumenten
  19. Strijkkwartetten en kwartetten met blaasinstrumenten
  20. Trio's en duo's voor strijk- en blaasinstrumenten
  21. Kwintetten, kwartetten en trio's met klavier en met glasharmonica
  22. Sonates en variaties voor klavier en viool (of fluit, of cello)
  23. Werken voor twee klavieren en voor klavier quattre mains
  24. Sonates, fantasieën en rondo's voor klavier
  25. Variaties voor klavier
  26. Losse stukken voor klavier en glasharmonica en walsen voor orgel
  27. Diverse werken

Concerten

  • Vioolconcerten

Mozart heeft vijf vioolconcerten geschreven die zijn voltooid in een tijdspanne van twee jaar. Het gaat respectievelijk om het Vioolconcert in Bes-groot (nr. 1, KV 207), het concert in D-groot (nr. 2, KV 211), het concert in G-groot (nr. 3, KV 216), het concert in D-groot (nr. 4, KV 218) en het concert in A-groot (nr. 5, KV 219). Recent onderzoek heeft de ontstaansdatum van Vioolconcert nr. 1 verschoven van 1775 naar 1773, waarmee het meteen de status heeft verworven van Mozarts allereerste oorspronkelijke soloconcert. Van de vijf werken worden nr. 3 en nr. 5 het meest uitgevoerd.

  • Pianoconcerten

Mozart schreef in totaal 27 pianoconcerten.

  • 4 Hoornconcerten
  • Andere concerten:
    • Sinfonia concertante
    • Klarinetconcert KV 622
    • Concert voor harp en fluit
    • Fluitconcert

 

Symfonieën

Mozarts eerste symfonieën dateren van 1764 en werden in Londen gecomponeerd. Deze jeugdwerken zijn gemodelleerd naar de voorbeelden van Johann Christian Bach en Karl Friedrich Abel. In de periode december 1771 - zomer 1774 schrijft Mozart 17 symfonieën, zeer verschillend van vorm en met zowel Italiaanse als 'Salzburgse' en Mannheimer invloeden. Tot deze groep behoort de zogenaamde "kleine" Symfonie in g-klein (nr. 25, KV 183), met kenmerkende Sturm und Drang-elementen. De bekende "Parijse" Symfonie in D-groot (nr. 31, KV 297), die opent met de door de Parijzenaars fel gesmaakte 'coup d'archet', dateert van vijf jaar later (juni 1778). Toen zijn Salzburgse vriend Siegmund Haffner in de adelstand werd verheven, componeerde Mozart de "Haffner" symfonie in D-groot (nr. 35, KV 385). Aan de drie laatste en bekendste symfonieën gaat de "Praagse" symfonie in D-groot vooraf (nr. 38, KV 504). Het werk opent met een donker, opstandig adagio dat herinnert aan de opera Don Giovanni die omstreeks die tijd gereed kwam. De reeks symfonieën die Mozarts bijdrage in dit genre afsluit wordt gerekend tot de hoogtepunten van deze muziekvorm. De meer pastorale Symfonie in Es-groot (nr. 39, KV 543), wordt gevolgd door de "grote" Symfonie in g-klein (nr. 40, KV 440), een van de bekendste werken uit de westerse muziek. De magistrale "Jupiter"-symfonie in C-groot (nr. 41, KV 551) combineert een classicistische stijl met streng en inventief contrapunt. Deze drie symfonieën, die onderling erg verschillen in stijl en karakter, werden in nog geen twee maanden tijd op papier gezet (zomer 1788).

 

Strijkkwartetten

Mozart schreef in totaal 25 strijkkwartetten die in diverse perioden ingedeeld kunnen worden. De Milanese kwartetten ontstonden tijdens zijn reizen naar Milaan, Bolzano en Verona en werden gecomponeerd tussen eind 1772 en begin 1773 (KV 155-160). Ze bestaan elk uit drie delen. Een nieuwe reeks van zes kwartetten volgde in het najaar van 1773 (KV 168-173). Ze ontstonden te Wenen en tellen ditmaal vier delen (zoals de kwartetten van Joseph Haydn). In de finale van het eerste (KV 168) en het laatste kwartet (KV 173) in deze reeks gebruikt Mozart voor het eerst de fugavorm buiten zijn kerkelijke composities.

Het hoogtepunt van Mozarts bijdrage in dit genre zijn de zes kwartetten opgedragen aan Joseph Haydn (KV 387, 421, 428, 458, 464 en 465). Deze cyclus is het resultaat van een lang componeerproces, ongewoon voor Mozart. Bekende werken in deze serie zijn het Jagd-Quartett (KV 458) en het Dissonanzen-Quartett (KV 465), zo genoemd naar de zeer modern aandoende dissonanten in de openingsmaten.

Mozarts laatste drie kwartetten dragen de naam Pruisische kwartetten en zijn opgedragen aan de koning van Pruisen, Frederik Willem II(KV 575, 589 en 590) die zelf cello speelde.

Pianosonates

Mozart's pianosonate in A, K. 331.

Mozart was zelf een uitstekend pianist en heeft 17 pianosonates nagelaten. Deze zijn geschreven tussen 1777 en 1789. Later zijn er nog twee sonates aan toegevoegd, gebaseerd op afzonderlijke delen. Deze twee laatste sonates zijn enkele van de meest bekende.

We kunnen stellen dat Mozart twee soorten pianosonates heeft geschreven: tot en met de 11e sonate werkt hij tamelijk sober en Klassiek, vanaf de twaalfde wordt het duidelijk dat de Romantiek er begint door te komen: er komt ook plaats voor meer dissonante akkoorden (zoals de dominant-none).

Vooral de elfde sonate is erg bekend. Het was één van Mozarts lievelingssonates. Het eerste deel, een Andante con Varazioni (grazioso), klinkt bij alle muziekliefhebbers ongetwijfeld bekend in de oren. Maar vooral het derde deel is bekend, en dan spreken we over het beroemde Rondo Alla Turca.

Mozarts sonates zijn over het algemeen driedelig, al kunnen we hier en daar een tweedelige sonate ontdekken (bv. de 19e). Het eerste deel is meestal een Allegro, daarna volgt vaak een Adagio, en als derde deel wordt dikwijls het rondo gebruikt, al is het Allegretto ook populair. De klassieke vorm voor een sonate dus.

Requiem

In de zomer van 1791 werd Mozart door een onbekende man benaderd die een requiem wilde bestellen. De reden en zijn identiteit wilde de man niet bekend maken. Later bleek de mysterieuze man (misschien Franz Anton Leitgeb) in opdracht te handelen van graaf Franz von Walsegg. Deze graaf had de gewoonte van tijd tot tijd stukken te bestellen om deze vervolgens over te schrijven en als zijn eigen werk uit te geven. Graaf Von Walsegg wilde van Mozart een dodenmis ter nagedachtenis van zijn overleden echtgenote.

Op het moment dat Mozart de opdracht aannam, had hij al te kampen met gezondheidsproblemen. Door een aantal andere werkzaamheden (waaronder aan Die Zauberflöte) kon hij pas aan het requiem beginnen toen zijn gezondheidstoestand nog verder was verslechterd. Voor zijn dood gaf hij Franz Xaver Süssmayr aanwijzingen over hoe de nog niet afgewerkte delen dienden te worden ingevuld. Hoewel Constanze zich na het overlijden van Mozart in eerste instantie tot anderen wendde, was het uiteindelijk deze Süssmayr die het werk heeft voltooid zoals we het nu kennen. Of hij daarbij gebruik heeft kunnen maken van schetsen van Mozarts hand is nog steeds een onderwerp van discussie.